Het aantal ingebouwde elektronische componenten groeit gestaag en auto’s zijn echte hightech voertuigen geworden – veiliger, comfortabeler en milieuvriendelijker.
Ferdinand Bilstein biedt een dynamisch assortiment aan van elektronische onderdelen in OEM-kwaliteit, geschikt voor diverse voertuigtypes.
Ons productaanbod bevat uitsluitend kwaliteitsonderdelen, o.a. uitlaatdruksensoren, EGR-kleppen, bobines en luchtmassameters.
Sensoren, en de daarvoor gebruikte technologie, controleren en regelen de motormanagementsystemen.
Een sensor is een apparaat dat een of meerdere fysieke parameters kan registreren en kan omzetten in andere, die dan efficiënter kunnen worden gebruikt om specifieke fysieke kenmerken zoals temperatuur, positie, beweging, snelheid enz. te registreren. Sensoren zetten deze kenmerken om in een elektronisch bruikbaar signaal dat door de ECU wordt verwerkt.
Actuatoren zijn onderdelen die de elektrische uitgangssignalen van de ECU omzetten in fysieke hoeveelheden om de efficiëntie, een zuinig brandstofverbruik en de prestaties van de inwendige verbrandingsmotor te sturen. Het betreft hier onderdelen zoals brandstofinjectiekleppen, bobines en elektropneumatische kleppen. De actuatoren sturen feedback naar de ECU in verband met variabelen zoals positie, energieverbruik en belasting om meer controle te geven.
Het doel van het uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR-systeem) is de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) via de uitlaatgassen van de motor te verminderen.
Er zijn twee belangrijke types EGR-klep. De ene is vacuümbediend en maakt gebruik van een elektropneumatische drukomvormer die door de ECU wordt aangestuurd om te openen en te sluiten. De andere wordt bediend door een gelijkstroommotor of stappenmotor. Zowel de elektronische als vacuümtypes worden geopend en gesloten op basis van de motorbelasting.
De inlaatspruitstukdruksensor (MAP sensor) meet de druk in het inlaatspruitstuk en geeft de elektronische regeleenheid van de motor (ECU) onmiddellijk informatie over de spruitstukdruk. De gegevens van de MAP-sensor worden gebruikt om de luchtdichtheid te berekenen en het luchtmassadebiet van de motor te bepalen.
De gegevens van deze sensor kunnen voor diagnostische doeleinden worden gebruikt, omdat ze de gasklep- en turboprestaties meten en ongemeten luchtlekken in het inlaatspruitstuk diagnosticeren.
Deze sensoren meten de snelheid en positie van de nokken- en krukas. Hun signaal wordt door de motormanagement-ECU verwerkt om de nauwkeurigheid van de ontsteking en de timing van de brandstofinjectie te verbeteren.
De twee belangrijkste technologieën die in deze sensoren worden toegepast, zijn vaak van het hall- of inductieve type. De werking van deze sensoren is in wezen vergelijkbaar,
Het signaal hiervan wordt gebruikt om de geïnjecteerde hoeveelheid brandstof te berekenen en bij dieselmotoren de uitlaatgasrecirculatie te regelen.
Er zijn in de loop der jaren verschillende soorten sensoren gebruikt, afhankelijk van het systeem waarvoor een voertuigfabrikant koos. De twee belangrijkste types zijn luchtdebietmeters en luchtmassameters.
De termen luchtmassasensoren en luchtdebietmeters worden vaak door elkaar gebruikt. Dit is echter niet correct aangezien de luchtdebietmeter alleen het luchtvolume detecteert, terwijl luchtmassasensoren veel nauwkeuriger zijn omdat ze ook rekening houden met de temperatuur en de druk.
Er zijn verschillende ontwerpvarianten van de bobine en ook de gebruikte technologie is afhankelijk van verschillende criteria.
De ECU voor het motormanagement is volledig verantwoordelijk voor de regeling van de gasklep, met een gelijkstroommotor die de hoek van de gasklep regelt. Vervolgens krijgt de ECU feedback via een smoorklepcontrolesensor. Samen vormen deze componenten de elektronische gasklepregeling.
De elektronische gasklepregeling speelt nu een belangrijke rol om de uitstoot te verminderen, als onderdeel van het directe injectiesysteem waarmee benzinemotoren zijn uitgerust. Dit maakt deel uit van de strategie wanneer wordt overgeschakeld tussen homogene of gelaagde werking en wanneer de lucht wordt geregeld voor uitlaatgashercirculatie.
Het elektrisch systeem verwijst doorgaans naar eenvoudige elektrische circuits die worden onderbroken of gesloten met schakelaars of relais. In moderne voertuigen volstaan deze eenvoudige elektrische systemen niet langer om complexe systemen zoals de injectie of de airco te controleren.
Bij een elektronisch systeem is er niet alleen geleiding van stroom, maar worden via circuits ook signalen verzonden. Deze signalen worden gegenereerd en verwerkt door sensoren of regeleenheden. Complexe elektronica garandeert bijvoorbeeld dat onze motoren zuinig en milieuvriendelijk zijn.
Aangezien elektronische systemen veel complexer zijn dan elektrische systemen, is hun kwaliteit des te belangrijker. Als een elektronische component defect is, dan is meestal het volledige systeem in gevaar. Daarom vertrouwt Ferdinand Bilstein op een strenge kwaliteitscontrole voor elektronica en sensoren.
Bij Ferdinand Bilstein wordt de kwaliteitscontrole van elektronische componenten uitgevoerd met een röntgenapparaat met hoge resolutie.
Tijdens willekeurig uitgevoerde steekproefinspecties van inkomende goederen wordt gecontroleerd of printplaten, resistoren en condensatoren beschadigd zijn, en of de bedrading geknikt is.
Daarnaast worden ook de aansluitpunten op de printplaten en de soldering van resistoren en condensatoren getest.